SCHAGER NACHTVLINDERS XXIII: HEILIGE SCHRIFT 

Zou het niet heerlijk zijn om een Heilige Schrift te hebben? Een boek waarin alles staat, een handleiding voor het leven, een tekst die een antwoord geeft op al je levensvragen? Ik denk dat dit een sentiment is dat sterk leeft onder godsdienstigen. “Wij hebben een boek. En wij leven volgens het boekje, nu ja, zeg maar ‘boek’, want het is een lijvig boek!” Zoiets geeft houvast. Zoiets biedt zekerheid. De verheerlijking van dat ene boek, de bijbel, hoort daar vervolgens ook bij. Het boek heet “Woord van God” te zijn. Dat wordt ook prachtig uitgebeeld in de Rooms Katholieke mis wanneer de lector vlak voorafgaand aan de schriftlezing het grote boek, vaak rijk versierd met beslagen koper, goud en edelstenen, tevoorschijn haalt en voor iedereen zichtbaar hoog in de lucht houdt. Het boek wordt gekust en bewierookt. 30 Na de lezing zingt de lector plechtig: “Verbum Domini” (vert. “Woord van de Heer”) waarop de congregatie zingend antwoordt: “Deo gratias” (vert. “Dank aan God”). Bij de Protestanten gaat het er wat soberder aan toe. Maar dat sentiment van een Heilige Schrift dat absoluut gezag heeft over het eigen bestaan, omdat het Woord van God is, leeft vaak nog heel sterk. Vaak wordt dat uitgedrukt in ferme taal waarin de gelovige zegt dat zij of hij “van kaft tot kaft” gelooft. Oftewel de hele bijbel heeft absolute geldingskracht voor zo’n iemand. Elk woord doet ertoe. Met de opkomst van de moderniteit (vanaf de 14e eeuw) en de postmoderniteit (vanaf de 19e eeuw) is deze positie van het van-kaft-tot kaft-geloof hoogst problematisch geworden. Want het bleek in veel opzichten een blind geloof te zijn. Een geloof dat de ogen sloot voor nieuwe ontwikkelingen in de wetenschap en de techniek. Een geloof ook dat niet zelf durfde na te denken. 

Want het wilde koste wat kost de Heilige Schrift bewaren in de meest letterlijke zin van het woord. Misschien was dat precies het heerlijke aan de Heilige Schrift: het ontsloeg je van de plicht om zelf na te denken. Want zelf nadenken geeft onrust. Dan ligt niets meer vast. Dan kun je wel aan alles gaan twijfelen. Wie wil dat? Wie wil boven die afgrond zweven? Want die afgrond boezemt alleen maar angst in! Dus pal onder de stelligheid van een van-kaft-tot-kaft-geloof sluimerde een angst, een diepe angst dat het allemaal misschien niet waar zou zijn… De stelligheid van een van-kaft tot-kaft-geloof zou je daarom ook een angstvallig geloof kunnen noemen, een geloof waarin men angstvallig vasthoudt aan elke komma en aan elke punt in de bijbel. Want o, wee, als er ook maar iets niet klopt, al was het maar iets kleins, dan stort het hele kaartenhuis in elkaar. Dan is het Woord van God niet meer het Woord van God. Maar onvolmaakt, eindig, mensenwerk. De moderne en postmoderne verhouding tot de bijbel is anders en gecompliceerd. De tekst is niet langer meer heilig in de zin van onaantastbaar en boven elke kritiek verheven. Er wordt hier allereerst werk gemaakt van het eenvoudige inzicht dat de bijbel een heel oud boek is. Dat wil zeggen dat er oog is voor de culturele achtergrond waarin de diverse bijbelboeken zijn ontstaan en 31 betekenis hebben gekregen. En ook de erkenning dat veel zaken daarom aan tijd en plaats gebonden zijn. Met alle beperkingen die dat met zich meebrengt. 

Want lang niet alles uit zo’n tekst laat zich één-op-één overzetten naar een gedragscode in onze tijd. Integendeel, de vertaalslag naar het heden is vaak creatief en een kwestie van vergaande interpretatie. Verder wordt ook nadrukkelijk erkend dat de bijbel niet één boek is, maar een veelheid van boeken, die bovendien ontstaan is over een tijdspanne van meer dan duizend jaar. In al die vele boeken is naast overeenkomst ook grote diversiteit. En in die veelheid van boeken spreekt God dan ook niet met één stem, maar met vele stemmen. Soms ook met stemmen die elkaar direct weerspreken. Soms zelfs binnen één en hetzelfde boek! Onze omgang met de bijbel is daarom heel anders geworden dan zeg een paar generaties terug. Deze omgang zou nog het best gekenschetst kunnen worden als een aanhoudende dialoog. De bijbelse geschriften blijven ons fascineren. Zij dagen ons uit en stellen ons vragen over waar wij staan en wat wij nu nog geloven. En wij brengen ook een rangorde aan. Sommige teksten slaan wij hoger aan dan andere. Die zeggen ons meer. Of die lijken ons dichter bij de waarheid te staan. En andere teksten laten wij links liggen. Die beschouwen wij als oud of achterhaald. Het gezag van een bijbeltekst ligt hier dus niet van tevoren vast. De tekst heeft zich nog te bewijzen aan ons in de zin of wij er nog iets mee kunnen. Oftewel het hangt ervan af of wij bereid zijn om aan die tekst gezag te verlenen! Daarmee lijkt het helemaal van ons af te hangen. Alsof de waarde van een bijbeltekst zuiver bepaald wordt door wat je de subjectieve beleving zou kunnen noemen. En dat is voor een deel ook het geval: de bijbel, de bijbelse geschriften, betekent voor elk mens iets anders. Ieder haalt er het hare of zijne uit. Maar aan de andere kant komen wij bij elkaar rondom dit boek van vele boeken en gaan wij in gesprek met al die teksten, maar belangrijker nog: met elkaar! In die zin blijft de Heilige Schrift toch nog heilig. Maar nu als helend, als bij elkaar brengend en verbindend, als heilige onrust van een vreedzaam gesprek waarin wij in gezamenlijkheid proberen te achterhalen via een tekst wat dit leven ons zegt en met ons doet. De bijbel is daarin niet zozeer een handleiding, maar in eerste instantie vooral aanleiding voor een gesprek. (wordt vervolgd). 

Arie Jan van der Bom